Kat in de Stad: Een heel bijzondere dag

(l) Pedro en Koosje

Ik heb een nieuwtje. Jullie zijn de eersten met wie ik dit deel, maar ik verzeker je dat dit alle kranten van Nederland gaat halen. Eigenlijk is het een wonder dat niet eerder een kat op dit idee is gekomen. Ik zal jullie vertellen hoe het begon.

Vanochtend sprong ik na het ontbijt op de vensterbank voor mijn dagelijkse wasbeurt. Daarna keek ik wat er buiten gebeurde. Daar moet je je niet in vergissen, dat is een dagtaak.
Ik moet in de gaten houden of de mannetjeseenden in de gracht de vrouwtjes niet verzuipen nu ze de voorjaarkriebels hebben, of de hond van de buren niet tegen mijn favoriete boom aan plast en of Joost wel de goede kant op loopt als hij de deur uitgaat, omdat hij vaak niet meer weet waar hij zijn auto heeft geparkeerd. Maar het belangrijkste is de vraag welke katten er in de straat rondlopen, of liever gezegd, of die ene, speciale ooit nog verschijnt.

Misschien kun je je herinneren dat ik vertelde over die keer dat ik de nieuwe kater van de overkant zag langslopen. Die met die zwart-witte vacht en die vriendelijke kop, met van die eindeloos lange snorharen. Ik zal eerlijk zijn, ik vond hem meteen een leukerd. Sinds die ene keer had ik hem niet meer gezien. Ik weet niet hoe dat bij jullie mensen werkt, maar het deed gewoon een beetje pijn in mijn poezenhart.
Na veel nachten slapen was dat gekke gevoel iets minder geworden. Toch bleef ik elke dag vanaf de vensterbank in de gaten houden of ik hem zag lopen. Ik zat er tenslotte toch.

En vanochtend gebeurde het. Ineens zag ik hem op het bruggetje zitten. Hij likte zijn voorpoot, alsof het heel normaal was dat hij daar zat, zo vlakbij mijn huis. Zonder er over na te denken sprong ik op de grond en begon aan de deur van de gang te krabben.

‘Ho ho, Koosje, je krabt de verf er zowat af. Heb je soms hoge nood, meid?’ Kathleen stond op van de tafel en kwam naar me toe.

Zoiets, mauwde ik. Ik keek haar dankbaar aan toen ze de gangdeur en vervolgens de voordeur opende en ik sprong naar buiten. Maar toen ze de deur achter me sloot bleef ik staan. Wat had ik gedacht? Dat ik zo op hem af kon lopen? Ik ging zitten op het stoepje voor de deur. De zwarte-witte kater keek even op en ging toen verder met het likken van zijn andere poot. En vervolgens zijn rug, zijn borst, zijn achterpoot. Alsof het hem allemaal niks interesseerde. Zo cool.

Dat ging zo een tijdje door en al die tijd zat ik daar. Op een zeker moment keek hij weer mijn kant op en ik kon niet anders dan hem blijven aankijken. Het werd een wedstrijdje staren naar elkaar. Daar zijn wij katten goed in. Ik schrok een beetje toen hij ineens ging staan, het bruggetje afliep en mijn kant op kwam lopen. Hij kwam steeds dichterbij en er kwam een raar geluid uit mijn keel. Ik bromde en jankte, terwijl ik dat helemaal niet wilde. Het is iets waar ik geen controle over heb. De kater was veel relaxter, die bromde helemaal niet, maar ging doodleuk voor me zitten.

‘Wie ben jij?’ vroeg hij.
‘Koosje,’ piepte ik. Waarom kon ik niet normaal praten?
‘Hoi Koosje, ik ben Pedro en ik ben nieuw hier. Tenminste, ik woon hier al eventjes, maar ik ben pas één keer eerder buiten geweest. Dat was toen ik de deur uitgeglipt was, terwijl dat volgens mijn nieuwe mensen nog niet de bedoeling was.’
Ik heb je gezien die dag, wilde ik zeggen, maar ik hield mijn mond.

‘Woon jij hier al lang?’ vroeg hij. ‘En misschien een rare vraag, maar zou je me een beetje wegwijs kunnen maken? Ik ben nooit verder geweest dan het bos, waar het huisje van mijn vorige mens stond. Het is hier in de stad zo… zo anders.’

Het was alsof ik mezelf hoorde praten en ik kreeg een warm gevoel in mijn buik. Pedro en ik, we  waren allebei vreemden in de stad.

‘Waarom woon je niet meer in het bos?’ vroeg ik, toen we langs de gracht liepen, op weg naar het grote plein. Ik durfde eindelijk wat te zeggen.

‘Mijn vorige mens, een oude vrouw, moest naar een bejaardentehuis. Ik woon nu bij haar zoon en zijn vrouw, aan de overkant van jouw straat.’

Ik hoorde dat Pedro een beetje sip klonk. Een stoere kater, die ook nog eens gevoelig is, zo aantrekkelijk! Als troost liet ik mijn staart even over zijn rug glijden.

Op het grote plein nam ik Pedro mee naar de viskraam en vroeg hem om naast me te komen zitten. Ze kennen me daar inmiddels, dus ik hoef ze niet eens meer heel lang aan te kijken om die verrukkelijke traktatie te krijgen. Ik zag de verbazing in Pedro’s groene ogen toen er een stukje vis voor mijn poten werd geworpen.

‘Zo poes, heb je je verkering meegenomen? Hier, ook een stukkie voor die knapperd.’

Een tweede stukje vis belandde voor Pedro’s poten. Als een echte vent schrokte hij het naar binnen.

Pedro wilde nog meer van de stad zien, dus we liepen een rondje langs de winkels aan het plein. Achter de ramen zagen we oranje slingers, oranje taarten, oranje vlaggen. Het maakte me blij, alsof de mensen wisten dat dit een bijzondere dag voor me was.

‘Dat ziet er vrolijk uit,’ zei ik.

‘Ja, het is alweer bijna Koningsdag,’ zei Pedro.

‘Eh… en dat is?’ vroeg ik voorzichtig. Ik wilde niet dom overkomen.

‘Het is een speciale feestdag voor de koning. Dat weet ik van mijn voormalige mens, de oude vrouw. Ze was gek op Koningsdag.’

‘En wie de koning?’

‘Een soort baas van het land,’ zei Pedro. ‘Het is een echt mensending.’

‘Aha,’ zei ik. ‘En waarom is er dan geen speciale dag voor katten?’

‘Inderdaad, nu je het zegt. Eigenlijk zouden alle katten van Nederland op Koningsdag hun eigen feestje moeten hebben.’

‘Ja!’ riep ik. ‘Met blikvoer bij het ontbijt en een echt toetje na het avondeten.’ Ik voelde dat ik mezelf kon zijn bij deze Pedro.

‘Kijk, met jou kan ik praten,’ zei hij, tot mijn vreugde. ‘Misschien moeten we het gewoon gaan invoeren, Koosje. We hebben nog een paar dagen om het te regelen. Maar… hoe zorgen we dat de mensen het ook weten?’

Ik keek Pedro aan, met een kattengrijns om mijn bek. ‘Dat regel ik, ik heb een eigen serie in de krant.’

‘Wauw!’ zei Pedro. ‘Echt? In dat geval mag jij de naam verzinnen.’

Thuis kroop ik op de bank en deed mijn ogen dicht. Ik dacht aan die mooie kop van Pedro en aan ons  idee voor een nationale Kattendag. Nu nog een naam. In mijn hoofd herhaalde zich de naam van de feestdag voor de Koning: Koningsdag, Koningsdag, Koningsdag. En ineens wist ik het. Koosjesdag. 27 april. Als dat de krant niet haalt…

Koosje heeft een eigen boek! Bestel online via deze link het boek: Kat in de Stad

Klik hier voor de andere verhalen.