Meisje met hoofddoek in de sneeuw (Bijdrage aan nationale dag van het gedicht)

Meisje met hoofddoek in de sneeuw

Zachtjes hurkt ze door haar knieën
Haast teder kust de schoen haar bil
Buigt haar hoofd zwaarlijk naar beneden
Plukje zwart valt van onder haar doek

Haar hand steekt van links naar voren
De wijsvinger priemt omlaag
Ze schrijft diepe letters in de sneeuw
Die bijna de stoeptegel raken
En om het laatste punt te maken
Strekt haar hele arm zich uit

Haar evenwicht bewaart ze
Dicht tegen haar frêle lijf
Dat bonig beeft en bibbert
Tot alle tekens zijn neergezet

In één snelheid herrijst het lichaam
En draait ze rug naar haar buik
Met de schouders recht omhoog
Stapt ze herinneringen in het wit
De vlokken vullen de geblokte letters
Over een uur en misschien wat minuten
Zijn haar letters volgedwarreld

Met vlokken en vergeten
Kan niemand de hoop meer lezen
Dat het nooit meer donker wordt