In gesprek met stadsdichter Joost Reichenbach

Gouda – “Ik heb nog nooit zo’n leuk second life gehad”, stelt Pieter Stroop tevreden vast. Hij is trouwens sowieso in een prima fase van zijn leven: mooi, groeiend bedrijf in het monumentale pand waarin hij woont, dus geen reistijd. Een gelukkige relatie met een bekende Goudse politica. En dan ook nog worden verkozen tot stadsdichter van Gouda. “Ik vind het waanzinnig eervol en ook mooi.” Een gesprek met de nieuwe stadsdichter die het vooral over mensen en veel minder over gebouwen of de natuur zal hebben.

“Een stadsdichter moet emoties losweken”, vindt Joost Reichenbach (het pseudoniem waaronder Pieter Stroop zijn gedichten publiceert). “Ontroering, medeleven, verdriet, kwaadheid. Je moet poken als stadsdichter.” Dat lukt hem prima. Zijn gloedvolle gedicht ‘Men moet Gouda prijzen’, dat hij tijdens de finale van de stadsdichtersverkiezingen voordroeg, barstte van de emotie en dat had zijn weerslag op het publiek.

Zijn gedichten zijn anders, heftig en humoristisch. Vaker kleine stukjes proza, scherpe observaties met een heel eigen insteek.

We zitten in zijn spaarzaam ingerichte woonkamer in het historische pand met uitzicht op een zonnige Hoge Gouwe. Boven ons, in de kantoren van Censhare gaat het werk door. Pieter neemt de tijd voor het interview. Zo zal het steeds gaan, verwacht hij: Tussen het werk door naar een evenement om een gedicht voor te dragen. Het dichten zelf gebeurt vooral ’s nachts, als het lekker stil is in de stad en als er geen e-mails meer binnenkomen. Dan heeft hij de rust om te creëren.

Pseudoniem
Al sinds zijn studie Nederlandse taal en letterkunde is hij met poëzie bezig. In eerste instantie samen met studiegenoten. Hij koos al direct voor een pseudoniem: Joost Reichenbach. “Ik wilde gedichten maken die rechtdoorzee zijn. Daar past een karakter bij dat wat grof is. Het is een karakter met een eigen visie. Ik vind het wel prettig dat ik als dichter in alle openheid kan schrijven, zonder dat ik erover hoef na te denken wat anderen ervan denken.”

In 2007 kwam zijn dichtbundel ‘Niet lullen maar zoenen’ uit. Daarna was het even stil. Hij miste de deadline voor de Goudse Stadsdichterverkiezing in 2007, besteedde daarna minder aandacht aan het dichten, totdat hij in 2018 wist door te dringen tot de finale van de verkiezing van stadsdichter en de titel in de wacht kon slepen. Inmiddels is hij volop actief in zijn nieuwe functie, niet alleen offline, maar ook via social media.

Samen met finalewinnaars Chris Bellekom, Udo Doedens en Jeffrey van Geenen zorgt hij bijvoorbeeld voor puntige Daggedichten op Twitter. Ze gaan over alles wat er in Gouda gebeurt. Op Twitter geeft hij ook commentaar op wat er gebeurt in de stad. “Als de kinderburgemeester met alle goede bedoelingen in verkiezingstijd een kleur aangemeten krijgt, word ik kwaad. Zij hoort onafhankelijke te kunnen blijven. Daar maak ik een gedicht over en dat wordt dan ineens veel gelezen op Twitter, meer dan een gedicht dat heel rustig een mooie observatie beschrijft. Iets dat politiek geëngageerd is, wordt gedeeld.”

Hij is er blij om; hoe meer mensen poëzie zien, hoe beter. Gouda doet het volgens hem trouwens helemaal niet slecht op het gebied van poëzie. De stad heeft het zelfs in zich om een poëziestad te worden, met al die actieve oud- stadsdichters en een activiteit als Dichters op Donderdag. “Wist je dat Gouda een van de steden is met de langste historie van stadsdichters? Wij waren met Inez Meter in 2003 een van de eersten.”

Hartslag van de stad
Joost Reichenbach heeft ideeën genoeg voor de invulling van zijn stadsdichterschap. “Ik wil graag de hartslag van de stad voelen. Ik heb aan de burgemeester gevraagd of ik een nacht mag meelopen met de politie. Of ik ga meelopen op de SEH. Daar gebeurt het. Daar is het leven. Het gaat niet om de gebouwen, maar wat erin gebeurt.”

Hij zou ook, samen met andere oudstadsdichters, Dichter van Dienst willen zijn, iemand die voordraagt op een begrafenis van iemand die in eenzaamheid, zonder familie of bekenden, wordt begraven. En waar hij ook werk van wil maken: meer gedichten op muren in de stad. Hij is intussen al diverse keren gevraagd een gedicht voor te dragen, en daar geniet hij erg van.

“Ik vind het briljant dat ik overal wat van mag vinden en mag optreden.” Dat doet hij tussen zijn werk als managing director Noord-Europa en Benelux van Censhare door. “Ik zit in de zakenwereld, ben commercieel bezig en houd waanzinnig van boeken.” Die combinatie zie je niet heel vaak, concludeert hij ook zelf.

Inmiddels heeft een nieuwe dichtbundel klaar ‘Naakt op het dressoir’. In deze bundel zijn onder meer de gedichten te vinden die hij voordroeg tijdens de finale van de Stadsdichtersverkiezing. Eind mei gaat hij het presenteren bij Boekhandel Verkaaik.

De foto is genomen bij Boekhandel Antiquariaat aan de Lange Groenendaal, een plek waar Joost
Reichenbach graag komt.
(Bron: deGouda.nl)

In het spijslokaal Pyramyde
We aten samen in een tent hier in de straat.
De keuze was Egyptisch, dus beperkt.
Een broodje falafel was het voorspel tot de daad.
Ik was al opgewonden – ongemerkt.
Aan de bar een vent met integraalhelm op het hoofd.
In zijn hand twee kapsalons – da’s smullen.
Mijn liefje had mij deze dag een sekspartij beloofd,
De opwinding was niet meer te verhullen.
Na het schielijk eten zat ze naakt op het dressoir,
In wat ik nou een mooie pose noem.
Met fluisterende woorden en een nagelnieuw gebaar.
‘Schrijf op mijn lijf een prachtgedicht van Bloem’.
Ik ben dus aan de slag gegaan, met deegroller en met kwast.
De seks was slecht, hoezeer het me ook spijt:
Het fijne stof zat overal, van bij-tafel tot kast
En bloem tot in de poriën van ’t tapijt.
Uit: Naakt op het dressoir